Home » 2018

Jaarlijkse archieven: 2018

Sint Nicolaas

DE GRONDSLAGEN VAN EUROPA, 15 december 2018

Damiaan Meuwissen, emeritus hoogleraar rechtsfilosofie, filosoof, auteur van het boek Europa Reflexief, maakte in 1983 deel uit van de adviescommissie die toe werkte naar de Europese grondwet. In zijn voordracht stelt hij de betekenis van het christendom voor Europa centraal.

Zijn verhaal is filosofisch getint, in de dialectische traditie, uitgaande van de werkelijkheid van Europa, van Europa als uitvloeisel van het denken. Vooral drie theologen hebben daaraan bijgedragen: de jezuĂŻet Karl Rahner, de protestant Karl Barth en de jezuĂŻet en latere kardinaal Hans Urs von Balthasar. Die laatste vat het christendom samen in drie beginselen: de pretentie of aanspraak (m.b.t. de verkondiging), het kruis in de zin van de betekenis van het lijden en de verrijzenis die duidt op eind goed, al goed.

Die drie beginselen hebben geleid tot instituties en vormgeving op het punt van waarheid (in het algemeen), openheid (bereidheid om te luisteren naar andermans argumenten), redelijk denken, onderscheid tussen goed en kwaad, maar ook tot hoop inzake de toekomst, en dat alles onder het vaandel van de vrijheid. De Europese Unie heeft deze beginselen als leidraad genomen voor haar gedrag, voor de democratie en de rechtsstaat, voor het streven naar een betere samenleving. En dat laatste is, aldus Meuwissen, typisch Europees, waarbij aangetekend dat Amerika en sommige andere delen van de planeet, voor zover ze daarin meegaan, debet zijn aan Europa.

De secularisering van de samenleving begon met Descartes. Dat houdt het horizontaal maken in van de voornoemde verticaal gerichte drie beginselen. En daarin ziet Meuwissen een stap vooruit. Want wat we dan zien, is het christelijk maken van de samenleving via instituties. Europa loopt daarin, zoals gezegd, voorop. De grondslagen van Europa zijn dus herleidbaar tot de fundamentele principes van het christendom.

De Europese Unie is een democratische staat. Het Europees parlement heeft het laatste woord. In 2005 zou er een referendum komen over de grondwet van de EU, maar dat ging niet door omdat Nederland en Frankrijk bezwaar maakten. In plaats daarvan kwam in 2007 het Verdrag van Lissabon dat we mogen beschouwen als een kopie van de grondwet. Tevergeefs drong het Vaticaan erop aan om God in de preambule van de grondwet op te nemen. Volgens Damiaan Meuwissen werd God er terecht buiten gelaten, vanwege de verdeeldheid die dat zou hebben veroorzaakt. Wat hij anderzijds betreurt, is dat de Lissabon grondwet het liberale kapitalisme wel als gemeenschappelijk grondbeginsel heeft opgenomen.

======================================================
Tijdens het vragenuurtje werd twijfel geopperd aan de hoop (christelijke deugd) op een toekomstige vervolmaking van de EU. Meuwissen wijst erop dat alleen al het feit dat 28 landen met elkaar debatteren zonder ruzie te maken, en dat Europa al zo lang zonder oorlog is, hoop geeft. Over de Brexit maakt hij zich geen zorgen, want Engeland is een van de oudste democratieĂ«n. Een andere twijfel wordt geopperd aan de gedachte om de secularisering te zien als positief. Een derde toehoorder stelt dat de Raad van Europa doorgaans over het parlement heen walst. Meuwissen ontkent niet dat er in de praktijk nog heel wat fout gaat, maar het belangrijkste vindt hij dat in de grondslagen al het goede is verdisconteerd, en dat op grond daarvan hoop op de toekomst is gerechtvaardigd. Maar kan het goed zijn zonder God in de grondwet? Ja, volgens Meuwissen. Want de grondwet moet een weerspiegeling zijn van de meerderheid. Daarop klinkt er vanuit de zaal een stem die zegt: “De grondwet van iedereen is de grondwet van niemand.”

Tja, wat is er universeler dan God.

de voorzitter

IDENTITEITSPOLITIEK, 17 november 2018

Er komt niets terecht van het volk als het zich niet laat binden aan een grote opdracht waartoe God het oproept, aldus de Spaanse filosoof Miguel de Unamuno.

Zo zou de conclusie hebben kunnen luiden van Michiel Hemminga in wat hij in zijn vertoog bij aanvang bestempelde als “het perfide euvel van de identiteitspolitiek”, en dat heeft geleid tot wat hij betreurt als “de ontbinding van het algemeen belang”. Dat algemeen belang herleidt Unamuno tot God. Michiel Hemminga spreekt van de noodzaak van “een groot idee”, dat hij historisch herleidt tot Thomas van Aquino. We noemen dat het christendom.

De werkelijkheid van nu laat een staat van anarchie zien waarin fracties van diverse pluimage binnen de grenzen van een taalgebied streven naar erkenning van hun “eigen identiteit”. Dat kan een religieuze zijn, islamitisch gekoppeld aan Turks en Marokkaans; een seksuele, homo, lesbisch, transgender etc.; ras gebonden, vooral zwart.

Om met dat laatste te beginnen, verwijst Hemminga naar de discussie over Zwarte Piet tegen de achtergrond van het slavernijverleden. Demonstraties tegen de traditionele knechten van Sinterklaas nemen ieder jaar grimmiger vormen aan. Zo is er een zichzelf “Majority Collective” noemende actiegroep die het opneemt voor minderheden en aandringt op een landelijk verbod op Sinterklaas intochten Daarnaast propageert die “Meerderheid” lawaaierige verstoringen van de jaarlijkse 4 mei herdenking. Het verleden dat de Nederlanders ooit bond, staat op de helling. Standbeelden en straatnamen moeten verdwijnen omdat ze als pijnlijk worden ervaren door bepaalde groepen die zich niet herkennen in wat nog niet zo lang geleden doorging voor vaderlandse geschiedenis.

Sprekers uit het buitenland die Nederlandse universiteiten aandoen om de van generatie op generatie overgeleverde gewoonten weer onder de aandacht te brengen, stuiten op openlijk verzet en boegeroep van studenten. Minderheden poseren als slachtoffers en eisen van de overheid wettelijke erkenning van hun zus of zo zijn, terwijl ze het medialandschap doorkruisen om aandacht en begrip te vragen voor hun bijzondere status. Het gaat ze dan om rechten. Van plichten rept men niet. De trend loopt parallel met een radicale individualisering. Het gevolg is dat iedere binding van de bewoners binnen een bepaald taalgebied steeds verder te zoeken is. Kunnen we nog samenleven? De filosoof Sartre omschreef de hel als “de ander”. Het is de oorlog van iedereen tegen iedereen.

Hemminga ziet in de identiteitspolitiek een nieuw masker van de marxisme vanwege de klassenstrijd. Voorts merkt hij op dat die politiek de aandacht afleidt van grote problemen waar we allemaal mee te maken hebben.

Wat houdt ons nog bijeen? Met nadruk op “nog”. De historicus Francis Fukuyama (bekend om titels als The End of History en The Last Man) typeert het einde waarin wij in leven en dat is gevormd door de liberale democratie als de tijd van de welvaartszombies. Die karikatuur vloeit voort uit de identiteitspolitiek.

Maar dat “nog”? De stap van de christelijke Middeleeuwen van Thomas van Aquino naar onze tijd is heel groot. Hoe lag het in de tussentijd? Hemminga wijst op het voorbeeld van de Donaumonarchie die na de Eerste Wereldoorlog haar slotakkoord beleefde, maar nog niet zolang geleden verschillende volkeren met eigen talen en verschillende godsdiensten overkoepelde onder de katholieke Kroon van Habsburg. En Holland kende in de 16e en 17e eeuw een veelheid van sekten binnen een beperkte ruimte. In dat laatste geval kan men zich afvragen wat ze bond.

Maar we blijven zitten met dat “nog”? Wat houdt de huidige multiculturele soep gebonden? De markt? De diensten van de overheid? En wat te zeggen van de heersende postmoderne opvatting dat waarheid een zaak is van ieder afzonderlijk, en dat zelfs de werkelijkheid afhangt van de beschouwer?

We desintegreren in razend snel tempo, luidt de conclusie. Het algemeen belang wordt niet langer gedragen. Ook niet door populisten aan de rechterkant van het politieke spectrum, die zich nu hebben verschanst in de fractie van boze blanke heteroseksuele mannen.
De oplossing die Hemminga aandraagt is van ethisch gehalte. We moeten leren om welwillend te zijn jegens onze medemensen. In hoeverre die vermaning de ontbinding nog tegenhoudt, of zelfs vertraagt, is de vraag. Want zoals Unamuno al honderd jaar geleden zei: een volk zonder God heeft geen toekomst.

de voorzitter

P.S. Michiel Hemminga is lid van het bestuur van de Sint Nicolaas Academie, filosoof, kenner van het oud Noors en het Fries en werkt momenteel voor CitizenGo, een organisatie die wereldwijd via petities de rechten en vrijheid van het individu, het gezin als nucleus van de samenleving en de traditionele waarden onder de aandacht van overheden brengt als ze worden geschonden.

LOGOS: DE IDENTITEIT VAN EUROPA? 20 oktober 2018

Wij leven in een traditie die van generatie op generatie is overgeleverd en die teruggaat tot de Bijbel, aldus pater Elias Leyds, broeder van Sint Jan, bekend van Radio Maria en het Katholiek Nieuwsblad.

Logos, het Grieks voor Woord, het Woord dat is vlees geworden en onder ons heeft gewoond, is ook logica, logisch redeneren, het verstand gebruiken. Dat verstand zegt ons dat we deel uitmaken van een universele beschaving, waarover we kunnen nadenken. We zien dat ze hiërarchisch is, patriarchaal, ordelijk van nature. Ze is gegroeid door de eeuwen. Beschavingen kunnen sterven, maar niet zonder iets door te geven.

Het jodendom is uniek doordat het uitgaat van één God te midden van volkeren met meer goden. Het gaat terug op Abraham, op zijn familie, op zijn stam. Met Mozes is het een volk dat in Egypte leeft waar ze meer goden hebben, en na omzwervingen door de woestijn krijgt het een eigen land, te midden van andere landen. Die andere landen nemen sommige dingen van de joden over, terwijl de joden mettertijd ook dingen van de anderen overnemen. Babylonië, Perzië, Grieken, Romeinen lenen bij de joden, en omgekeerd de joden bij hen.

De invloed van het Griekse is de duidelijkste, vooral wanneer we het christendom in aanmerking nemen dat uit het jodendom is voortgekomen. De Logos omvat ook de filosofie, de verstandelijke cultuur. Het onderzoeken van de natuur leidt tot redelijke uitspraken over de natuur. De materie is de grondstof van de natuur, ze is beweging, voortdurend aan verandering onderhevig. Maar ons denken is daaraan onderhevig omdat wij zelf ook veranderen. Hoofdzaak is in wat verandert te zoeken naar wat blijft, en dat brengt ons bij de principes, de oorzaken. En om de oorzaken te vinden wagen we ons in het onzienlijke, het boventijdelijke, in wat metafysica heet: wat achter de fysica ligt, ofwel datgene wat de waarneembare werkelijkheid verklaart.

Israël bracht de huwelijkstrouw in de Romeinse beschaving, en Rome gaf het christendom de structuur van het Recht en het patriarchaat. De Rooms-katholieke kerk vindt haar eigen dogmaŽs uit. Het Griekse zorgt voor de verfijning. Grieks spreken wordt gewoon onder de joden, en de meeste heidenen hebben Grieks als moedertaal. De taal van het Nieuwe Testament is Grieks, en het Oude Testament is in het Grieks vertaald. Grieken en Romeinen laten zich overtuigen van die ene God, die mens werd in Jezus Christus op het kruispunt van de geschiedenis, van de tijd.

Vier kenmerken heeft onze christelijke beschaving. Op de eerste plaats, de onvolledigheid. In alle manieren van denken heb je aannames waarbij het tegendeel onwaar moet zijn. Er is een grens aan ons logisch denken, ook wanneer we God willen bewijzen. Het feit dat God mens wordt in de Zoon is een getuigenis van hoe God Zichzelf kent. Onze menselijke manier van denken weerspiegelt dat. De engelen hebben dat probleem niet. Hun zien is direct. Alles wat onvolledig is, vraagt om aanvulling; en dat is waarin ons geloof komt kijken. De heidenen aanvaarden die onvolledigheid niet, en matigen zich volledigheden aan die er niet zijn, wat neerkomt op zonde. Jezus Christus vervult, duidt wat zonde is en zorgt voor vergeving. Dat is beschaving. Zich niet bij het onvolledige neerleggen en zich vastklampen aan utopische projecties, leidt tot vormen van totalitarisme.

Het tweede kenmerk is het “exoterische” van ons geloof. Dit staat tegenover het “esoterische” dat gangbaar is onder de heidense elite. Een geheime leer van ingewijden loopt vooruit op de Verlichting en de vrijmetselarij. Het christendom daarentegen, is open voor iedereen.

Het derde kenmerk is dat in het christendom alle vragen gesteld mogen worden. Dat is anders in ideologieĂ«n als het marxisme, dat geen twijfels toelaat, dat een ‘zo is het, en niet anders’ aan zÂŽn volgelingen voorhoudt.

Het vierde kenmerk is de verantwoordelijkheid, de rekenschap die wij als christenen eens moeten afleggen over ons denken en ons doen en laten. We zien dat in onze secularistische samenleving, waaruit het hiërarchische is verdwenen en waarin de gelijkheid heerst, het verantwoordelijkheidsgevoel erbij is ingeschoten. Iedereen verschuilt zich achter groepen, collectieven, partijen, het systeem. Of achter welke andere abstractie dan ook. En daaraan zien we dat het christendom als beschaving sociaal gezien geen rol meer speelt.

De wezenskenmerken van onze universele beschaving bepalen Europa. Het christelijk geloof is daarmee verbonden, en dat geloof is niet gebaseerd op ieders vage persoonlijke of subjectieve ervaring, maar heeft een verstandelijke basis die algemeen en voor ieder objectief kenbaar is. De culturele hoogtepunten van voorbije tijden zijn daarvan een heldere getuigenis.

De voorzitter

DE IDENTITEIT VAN EUROPA, toen en nu

SINT NICOLAAS ACADEMIE 15 SEPTEMBER 2018

Robert Lemm, voorzitter van Academie, vat in het kort samen hoe het christendom vanaf de vroege Middeleeuwen die identiteit bepaalde qua cultuur en beschaving. De meeste vruchten daarvan vinden we tegenwoordig, met het oog op de Mensenrechten, vanzelfsprekend. En dat komt doordat we ons nauwelijks nog kunnen voorstellen hoe het er aan toeging in de Oudheid en in die delen van de wereld die nog niet door de missie waren aangeraakt. Tegenwoordig echter, zien we hoe historici en opiniemakers niet meer willen weten hoe diep de verzachtende invloed op de menselijke verhoudingen dankzij het christendom tot in de haarvaten van de samenleving was doorgedrongen. Integendeel. Het is bon ton om de Middeleeuwen aan de schandpaal te nagelen vanwege zulke zaken als de kruistochten, de inquisitie, de vernietiging van exotische beschavingen en nog veel meer onheil. Zo is er mettertijd een `zwartboekÂŽ ontstaan dat tot in onze dagen de meeste hoger opgeleiden beamen.

En zo hebben die hoger opgeleiden veeleer een boodschap aan de Verlichting, aan de cultuur van de Rede, de Tolerantie, de gelijkheid van alle godsdiensten. De Kerk en de Monarchie moesten het ontgelden, en na de Franse Revolutie van 1789 zien we de opkomst van de burgerij en de ideologie van het liberalisme. Het geloof in de Vooruitgang breekt baan, gepaard aan de gelijkheid van alle mensen voor de wet, het algemeen kiesrecht – alsof iedere kiezer even oordeelkundig was. Halverwege de negentiende eeuw laten het socialisme en het conservatisme zich gelden. Het eerste gaat, net als het liberalisme, uit van de natuurlijke goedheid van de mens; het tweede, haakt aan bij het christelijke idee dat de mens ook voor het kwade kan kiezen, reden waarom de samenleving een bestuur nodig waar een sterk moreel gezag vanuit gaat. De katholieke Kerk komt pas tegen het eind van de eeuw de arbeiders tegemoet met de encycliek De rerum novarum (1891). Het christendom is dan al niet meer bepalend voor de identiteit van Europa. Andere godsdiensten zijn even waardevol, of ze spelen ĂŒberhaupt geen rol. Cultuur, ooit een uitvloeisel van het christendom, wordt zelf een godsdienst. Op zondag zijn de kerken leeg, terwijl de concertzalen en de musea vol zijn.

Vooruitgang, of achteruitgang? Dat is de kwestie. Huizinga geeft als antwoord dat de vooruitgang alleen de technische en materiĂ«le kanten betreft. De geest heeft daarmee geen gelijke tred gehouden. We weten over de mens en de levensvragen die de mens bezighouden niet meer dan wat ze in de oudste tijd wisten. De wetenschap, waar de vooruitgangsapostelen zo’n hoge pet van op hebben, betreft louter het fysieke. De relatie tussen natuur en bovennatuur is verdwenen.Wat ooit de hemel heette, heet nu de ruimte. Tijd is niet meer de tegenpool van eeuwigheid. Oswald Spengler betoogt in zijn cruciale profetie genaamd De ondergang van het Avondland (1917) dat een rusteloze ruimtehonger het zielenleven heeft verdrongen. Wij leven bovendien onder de Dictatuur van het Geld. De wet van vraag en aanbod bepaalt wat waar, goed en schoon is. Het academisch onderzoek aan die staatsinstellingen die we universiteiten noemen, is een kwestie geworden van wegen, tellen en meten. De statistiek regeert.

In zijn boek Understanding Europe (1960) komt historicus Cristopher Dawson tot de conclusie dat het christendom als sociale factor is uitgespeeld. ‘De crisis in de westerse beschaving is niet van politieke, noch van economische aard, maar van puur geestelijke aard.’ Na het geestelijk geweten, is ook het redelijk geweten verdwenen, wat wijst op terugval in het heidendom. Het morele verval (abortus, euthanasie, homo-huwelijk, gendertheorie) wijst op een afname van vitaliteit. Dat laatste is kenmerkend voor een tijd waarin volken van buiten naar binnen komen, zoals de Germanen het Romeinse Rijk binnenkwamen, of zoals Osmanen Het Byzantijnse Rijk veroverden. In 1571 en 1683 konden de katholieke monarchieĂ«n de Turkse invasie stoppen. De immigratiegolf die West Europa in onze tijd overspoelt stuit niet meer op de weerbaarheid van toen. Behalve de materiĂ«le welvaart valt er niets meer te verdedigen. De islam komt omdat het christendom is verdwenen. Wat begon met de Verlichting bleek een Godsverduistering te zijn.

Maar de mens is niet alleen een sociaal wezen, hij is ook een individu met een eigen bestemming. Voor de gelovigen gaat het om het leven na de dood, in de wetenschap dat het bepaald wordt door hoe we in het tijdelijke hebben geleefd. Als we niet in de persoonlijke onsterfelijkheid kunnen geloven, herhaalt de Spaanse filosoof Miguel de Unamuno met de apostel Paulus, is het hele Geloof zinloos.
——-
Tijdens het vragenuurtje kwam o.a. de vraag of er geen hoop is voor Europa. Lemm is van mening dat het om zo’n natuurlijk proces gaat dat zich eerder in de geschiedenis heeft voorgedaan. En Spengler citerend, ziet hij beschavingen als planten die opgroeien, openbloeien, verwelken en sterven.

De verslaggever

EXORCISME en HET KWAAD IN ONZE TIJD, 16 juni 2018

Het leven van Nars (Bernardus) Beemster, geboren in West Friesland, speelde zich voornamelijk af in de provincie Noord Holland, maar zijn kennismaking met het exorcisme vond plaats in de Verenigde Staten, waarover straks meer.

Een ernstige hersenbeschadiging, opgelopen tijdens een vechtpartij in 1990, stortte hem in een onzekere periode, met veel nadenken over leven en dood. Op een avond viel hij op zijn knieën en bad God om hulp. Hij keerde terug naar de Kerk, vijf jaar later kwam er een eind aan zijn verkering en in 2002 volgde zijn priesterwijding. Hij diende als pastoor in Zaandam, Volendam, Heerhugowaard, was vijf jaar rector van het Maria heiligdom te Heiloo en bedient momenteel parochies in Bloemendaal en Overveen.

Dat de machten van de duisternis onze wereld beheersen, wordt vaak afgedaan als een fabel, zelfs door katholieken, maar we weten van de apostel Paulus dat we ertegen behoren te strijden met de geestelijke wapenrusting. En geen hulp daarbij is doelmatiger dan die van de Moeder Gods, de Vrouwe van alle Volkeren die eens Maria was. Reden voor pater Beemster om zijn voordracht te openen met het Gebed dat Zij ons in Amsterdam heeft gegeven.

In de zomer van 2011 nam pater Nars Beemster deel aan een jongerenkamp in de staat Colorado, in de Rocky Mountains om precies te zijn. Het waren High School studenten, begin twintigers, en er werd veel aan sport en spel gedaan. Na een dag van wild kanoĂ«n was het `s avonds verzamelen rond het kampvuur, en daarna begaven de jongens zich naar hun tenten. Zo begaf ook de pater zich naar zijn eigen tent. Om drie uur `s nachts, het was de nacht van 23 op 24 juli, schrok hij wakker van een luid geschreeuw. Het was duidelijk geen blijk van vreugde, maar veeleer van paniek. Een beer misschien? Want die heb je daar, en die komen af op voedsel. ‘Father Beemster’ hoorde hij roepen, ‘come quickly’. Het waren geen beren, maar demonen. De leiders riepen: ‘In the name of Jesus, come out!’. Iemand lag bezeten op de grond, en werd door anderen in bedwang gehouden. Uit de ogen van de bezetene straalde haat. Het bleek een jonge vrouw te zijn, met een blik die afgrijzen inboezemde, en met op haar gelaat een grijns die zich niet laat beschrijven. Wat te doen? Bidden, roepen tot Jezus, Maria, Jozef, MichaĂ«l
Stop!…En alle jongeren met alle kampleiders begonnen gezamenlijk hardop te bidden tot Maria. De bezetene verstomde, hield op met schreeuwen en viel in een diepe slaap. Nog anderhalf uur hebben ze door gebeden, Maria om hulp gevraagd, tot het daglicht aanbrak. In de vroegte werd een H. Mis opgedragen. Terug in Nederland, vertelde de pater het verhaal aan de bisschop, en die verzocht hem hierin verder te gaan. En zo ontwikkelde hij zich tot hulp exorcist, naast pater Bruggink, exorcist van het bisdom.

De werkelijkheid is dat demonen bestaan, zoals ook engelen bestaan. Ze oefenen invloed uit op levens. In het Evangelie lezen we dat Jezus duivels uitdreef. Ongelovigen hechten geen waarde aan de Schrift, dus ook niet aan het bestaan van God. Maar wie de natuur beschouwt, komt erachter dat er een Eerste Oorzaak moet zijn, de Onbewogen Beweger volgens Aristoteles. En zoals God het hoogste goed is, zo is er ook het hoogste kwaad, satan of Lucifer. Ook ongelovigen spreken van ‘onmenselijk kwaad’. Men vraagt zich evenwel af waarom de God van de gelovigen, die de Schepper is van alles, ook het kwaad heeft geschapen. Daarop antwoordde de beroemde atoomgeleerde Albert Einstein dat het kwaad is zoals de kou, die alleen bestaat bij de afwezigheid van warmte. Zo ook bestaat de duisternis bij de afwezigheid van het licht. Kou en duisternis en kwaad hebben geen wezenlijk bestaan, in tegenstelling tot de warmte, het licht en het goede. Dus God schiep niet het kwaad.

Maar het kwaad werkt in de wereld, en is in eerste instantie terug te voeren tot de afvallige engel Lucifer, die kwaad was op het scheppen door God van de mens, een stoffelijk wezen waar de engel van licht minachting voor had. Na zijn val vocht hij met zijn leger – legioen – tegen de mensen, en de intelligentie van de duivel valt niet te onderschatten. Daarom heeft God de mensen engelbewaarders gegeven, alsook de sacramenten van de Kerk. De beste bescherming is te leven in vriendschap met God, de naam van Jezus op de lippen te hebben, de Maagd Maria aan te roepen en voortdurend de rozenkrans te bidden. Want de Moeder Gods en moeder van alle mensen vrezen de duivels het meest. Zij is de vrouw die de kop van de slang verplettert, zoals in Genesis wordt gezegd, en zij is ook de vrouw in de Apocalyps die de draak verslaat.

Regelmatig biechten, en de absolutie ontvangen betekent losmaken van het kwaad dat vat op ons heeft vanwege de zonden. Het is absoluut af te raden zich in occulte zaken te begeven, zoals het oproepen van geesten, het raadplegen van mediums, zich bezighouden met voodoo, winti, tarot, reiki, yoga.. Verder is het belangrijk geen boosheid of wrok te koesteren, want dat geeft kwade machten een ingang. Christelijk leven is de aangewezen weg.

de voorzitter

P.S. Tijdens de bijeenkomst van 16 juni was de zaal te klein voor de vele aanwezigen. Voorts regende het opmerkingen en vragen.

EEN LEVEN VOOR DE FILOSOFIE, 19 mei 2018

De filosoof Jeroen Buve streed voor een groot deel van zijn leven tegen de molens van de universiteiten ter verdediging van de metafysica. Doch de onzichtbare werkelijkheid achter de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid was in Academia al lang geen serieus onderwerp meer. De wetenschap kon er niets mee. Jeroen Buve ging door voor een omstreden denker, men volgde zijn argumentatie niet, men kon hem niet plaatsen. Tegen de atheĂŻst Herman Philipse en diens AtheĂŻstisch Manifest schreef hij een Metafysisch Manifest, maar de bekende Philipse verwaardigde zich niet om de uitdaging aan te nemen.

Sybrand Buve, zoon van Jeroen, zette het werk van zijn vader voort na diens dood op 30 augustus 2017. Een biografie, te verschijnen bij uitgeverij De Blauwe Tijger, is in voorbereiding. Daarop neemt Sybrand in zijn voordracht al vast een voorschot. Zijn vader leefde voor de filosofie, maar voor het zover was maakte hij heel wat mee. Hij kwam uit een vooraanstaand en vermogend gezin; vader was jurist, moeder arts. Door verkeerde keuzes in de oorlog belandde Jeroens ouders in Duitsland, mede als gevolg van hun sympathie voor het nazisme in de jaren dertig. Van het een kwam het ander, vader raakte verwikkeld in de spionage en een foto door hem genomen werd hem fataal. Daar kwam nog een ruzie bij met zijn schoonvader, die hem uit huis gooide, en tegen het eind van 1944 vluchtte het gezin met zeven kinderen naar Berlijn. Geen gelukkige keus, want de stad werd voortdurend gebombardeerd, zodat de ouders met de kinderen regelmatig dekking moesten zoeken in de schuilkelders. Daarbij raakten de broertjes uit elkaar. Sommige van hen werden tegen het einde van de oorlog ingedeeld bij de Hitler Jugend. Op het laatst overleefden ze de explosie van een trein met munitie in de buurt van Stuttgart. Jeroen was toen negen jaar. Na de oorlog belandde hij in een pleeggezin, want zijn ouders zaten in de gevangenis. De familie viel uit elkaar. Sybrand vraagt zich af wat de invloed van zijn kinderjaren is geweest op zijn latere denken.

Van zijn twaalfde tot zijn achttiende volgde hij een opleiding voor priester in het seminarie van Hageveld (bisdom Haarlem). Als een van de besten behaalde hij het eindexamen gymnasium. Hij wilde monnik worden en ging naar het klooster van Chevetogne in de Ardennen, waar ze zowel de Romeinse als de Byzantijnse ritus volgden. Zijn intrede vond plaats in 1954. Vijftien bleef hij monnik, tot 1969. Maar terwijl ze hem uitzonden naar het buitenland, ontdekte hij dat hij liever filosoof werd dan theoloog. In elk geval wilde hij geen priester worden, en eind jaren zestig trad hij uit. In Berlijn en Heidelberg verdiepte hij zich in het Duitse idealisme en maakte hij kennis met de Griekse filosoof Panayotis Kondylis, een uitgesproken scepticus, en tegenpool van Jeroen Buve. Kondylis was een tegenstander van de metafysica, maar in de debatten met hem kreeg de filosofische instelling van Buve steeds meer vorm. Zo stelde hij dat er een “dubbele waarheid” is, een fysieke en een metafysische die elkaar ten onrechte dreigen uit te sluiten. Plato ziet hij als het oertype van de metafysica, en Aristoteles als zijn tegenpool. Maar was dat zo? Vulden die twee elkaar niet veeleer aan? Enfin, de gesprekken in Heidelberg waren van groot belang voor de vorming van de filosoof. Kondylis droeg aan zijn “vijand” zijn boek Macht und Entscheidung op. Daartegen antwoordde Buve met Macht und Sein. Promoveren zat er helaas niet in. In Rotterdam wendde hij zich tot hoogleraar Koos de Valk, die zijn publicatie bewonderde en beloofde dat hij bij hem kon promoveren. Andere professoren echter, door De Valk bij het project betrokken, achtten het wetenschappelijk onvoldoende. Tot slot zocht Jeroen Buve hulp bij professor Robert Spaemann, filosoof in MĂŒnchen. Dankzij hem kon hij in Nederland promoveren.

Nu was Jeroen inmiddels getrouwd, en er moest brood op de plank komen. Daartoe was hij ambtenaar bij een bibliotheek in Friesland, waar men hem als een zonderling beschouwde, en politiek onverkoopbaar. Wat moesten ze in Friesland met een filosoof? In 1995 stichtte hij zijn eigen Rudolf von Laun Instituut, gewijd aan de toegepaste metafysica. Het was het enige instituut in zijn soort in Nederland. Het betekende oproeien tegen de stroom, en niet serieus worden genomen. Dat werd nog erger toen hij een verband begon te leggen tussen metafysica en democratie, met beroep op Plato. Jeroen Buve zag zichzelf als politiek filosoof, en begon zijn ideeën in publicaties te populariseren. Dat laatste leidde tot zijn boek Plato in het Vaticaan, hoogtepunt in zijn verschenen werken. Maar ook dat project wacht een bijna onneembare hindernis, want de katholieke Kerk heeft zich qua theologie en filosofie te sterk verbonden met Thomas van Aquino en diens aristotelisme om zich voor een rivaliserende openbaring van Plato te interesseren.

In 2006 verhuisde Jeroen Buve van Leeuwarden naar Deventer voor de oprichting van zijn Geert Grote Universiteit. Die instelling werd mede gedragen door verschillende individuele wetenschappers, maar bleef buiten de officialiteit. In 2013 werd pancreaskanker bij hem geconstateerd, een kwaal waaraan men doorgaans sterft. Buve overleefde als door een wonder. Zijn leven zou nog vier jaar voortduren, en toen hij in 2017 opnieuw ziek werd, alvleesklierkanker, wilde hij zich niet meer laten behandelen. Het laatste half jaar bracht hij door in een hospice, overigens in opperbeste stemming. Hij was altijd goed gehumeurd, ontving nog heel wat mensen aan zijn ziekbed en bleef tot zijn laatste adem helder van geest. Sybrand Buve maakt bekend dat de Geert Grote Universiteit gaat verhuizen van Deventer naar Rolduc, met de zegen van de bisschop van Roermond.

de voorzitter

SYMBOLIEK VAN HET SPEELGOED VAN JEZUS

 

21 april 2018

Dat de christelijke schilderkunst vol zit met symbolen, is algemeen bekend.  Dat zelfs achter het “speelgoed” van Jezus als kind een diepere betekenis schuil gaat, heeft de Hongaarse kunstschilder GYULA SOMOS opgespoord en samengebald  in zijn voordracht. Waar ook in zijn eigen werk op dit punt een en ander te vinden is, staat in zijn voordracht de tijd vanaf pakweg 1100 tot in de 17e eeuw centraal. Naast anonieme en onbekende schilders,  passeren meer bekende namen de revue, zoals Geerten tot Sint Jans, Lucas Cranach, Alfred DĂŒrer, Carlo Crivelli, Jan Provoost, Jean Bellegambe, Taddeo di Bartolo en William Blake.

Het gaat in alle gevallen om afbeeldingen van Jezus als baby, of als kleine jongen. Zien we hem onder de hoede van zijn gekroonde moeder  met in elke hand een rammelaar, en rondom beiden een kring van engelen, dan duidt dit speelgoed op Jezus als dirigent die het orkest van de engelen dirigeert, waarbij de muziek door de sferen van de schepping gaat. De rammelaars kunnen op een ander schilderij staan afgebeeld met een staf, die als dirigeerstok het idee versterkt.  Op een bed, staande op vier poten die torens voorstellen zien we vier engelen die waken over de ziel, want het rijk uitgevoerde bed waarin het kind Jezus ligt dient ook als doodskist. Jezus heeft hier een rijksappel in zijn hand die van hout is, en het hout staat voor de levensboom, met het kind Jezus als nieuwe Adam, waarbij de rijksappel koninklijke macht verzinnebeeldt.

Een Maria uit de Apocalyps (met de slang onder haar voeten) ontvangt een wikkeldoek voor haar zoontje, en die doek voorafschaduwt het kleed dat Jezus als volwassene zal dragen. De zoom ervan zal worden aangeraakt door een vrouw die daardoor van haar ziekte geneest. Uit apocriefe bron te verklaren, is een hemd waarin Jezus water naar zijn moeder draagt nadat de kruik waarin het water zat was gebroken. Het hemd keert op andere voorstellingen terug waar het hangt in de vorm van een kruis dat naar de kruisdood verwijst.  Ergens zien we Maria met Elisabeth, terwijl aan hun voeten  Jezus en Johannes de Doper spelen. De laatste heeft een stuk speelgoed dat het kruis voorstelt, terwijl zijn moeder een draad spint; het is de levensdraad die niet afbreekt, tegengesteld aan de mythologische draad van de drie schikgodinnen. De levensdraad keert terug in de voorstelling van een knot die vanuit Maria afrolt rond de uitgestrekte armen van Jezus.

Vooruitlopend is het kind omringd door tekens en instrumenten die naar de toekomstige martelingen verwijzen, terwijl andere kinderen hem aanbidden. Meer voorkomend is Jezus met een vogel in zijn hand, en in de andere hand een speen, duidend op de ziel (de vogel) en het voeden van de ziel (speen). Soms prikt de vogel in de duim van het kind, waaruit dan druppels bloed vloeien: Jezus die ons voedt met zijn bloed. In plaats van de vogel, kan ook een druiventros fungeren met dezelfde bedoeling.

Op een van de doeken zien we het kind met uitgestrekte armen, in kruishouding, die een paard leidt naar de toeschouwer, of we zien het gezeten op een lammetje dat gevoed en geleid wordt door de kleine Johannes de Doper. Op een ander doek trekt Johannes Jezus naar zich toe met een net. Wat ergens anders ogenschijnlijk een stok lijkt, is in werkelijkheid een stokpaardje dat Jezus met gekruiste armen berijdt; op de achtergrond is een wit paard dat verwijst naar de Apocalyps. Sommige afbeeldingen tonen looprekken (sustentacula) waarmee het kind leert lopen; die met drie wielen roepen de Drie-Eenheid in herinnering; die met vier wielen, de vier evangelisten.

Jezus die uit zeepsop bellen blaast geeft een beeld van de vergankelijkheid. Een van de bellen  symboliseert de wereld, die eveneens vergankelijk is. Elders leest Jezus  een boek, en daarnaast liggen een tol en een zweep, ten teken dat hij de wereld in beweging houdt. Jezus met in de ene hand de zon, en in de andere de maan wordt gerelateerd aan de schepping.

Tijdens de achttiende eeuw en daarna is de christelijke symboliek in de beeldende kunst niet meer aanwezig. Zo is de relatie tussen de natuur en het bovennatuurlijke verloren gegaan.

Wie het werk van Gyula Somos ziet ( bijvoorbeeld: https://www.google.com/search?q=gyula+somos&client=firefox-b&tbm=isch&tbo=u&source=univ&sa=X&ved=2ahUKEwj4pPan-M3aAhVBIlAKHVNHDKwQ7Al6BAgAEEY&biw=1288&bih=718) kan ontdekken  hoe hij de symbolentaal gebruikt, o.a. gerelateerd aan het christendom.

de voorzitter

 

HET HEELAL, EEN ONTDEKKINGSREIS, 17 maart 2018

Dr. Alfred Driessen, emeritus hoogleraar van de Universiteit van Twente, natuurkundige en gelovige, houdt zich al geruime tijd bezig met filosofie en educatieve vorming. Hij neemt ons mee in de ruimte rondom onze Aarde om ons via het zonnestelsel binnen te voeren in het oneindige dat desondanks eindig is. Eindig zoals de tijd, want de tijd had een begin, en zal dus ook een einde hebben.

Bestaat God?  Daar is geen wetenschappelijk bewijs voor, hoewel Hij zich indirect  via de natuurwetten kenbaar maakt. We moeten evenwel de wetenschap strikt gescheiden houden van het Geloof. En we moeten bescheiden genoeg zijn om te beseffen dat wat we nu al weten over honderd jaar nog veel meer zal zijn. We worden op onze reis geconfronteerd met enorme astronomische getallen in een heelal van driehonderd miljard sterren. De wetenschappers gaan er momenteel vanuit dat het heelal veertien miljard jaar geleden is ontstaan. Hoe oud het ook is, het is niet eeuwig.

De Maan van ons zonnestelsel wordt aangetrokken door de Aarde en bevindt zich op een afstand van 380.000 km. Met een vliegtuig zouden we er 380 uur over doen om er te komen. De Zon is de dichtst bijzijnde ster, op een afstand van 16 jaar met een vliegtuig, of 8 minuten met het licht. We zien de Zon telkens zoals ie 8 minuten geleden was, want hij verandert voortdurend. De planeten Mercurius en Venus zijn heet; Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus zijn kouder naar de mate van hun afstand van de Zon. Jupiter en Saturnus zijn heel groot, Uranus en Neptunus zijn klein, en Pluto wordt ook wel de dwergplaneet genoemd. Venus is de Morgenster en de Avondster, die wij gelovigen associëren met Maria als de Vrouw in Apocalyps die met de Zon is bekleed, de Maan onder haar voeten en een kroon van 12 sterren boven haar hoofd.

Onze “buren”, buiten ons zonnestelsel, zijn lichtjaren van ons verwijderd. De eerste vijftig sterren bevinden zich binnen een straal van 16 lichtjaren ver. Een ster is een wolk van moleculen, met vooral waterstof en helium, zoals de Zon. Explodeert een ster, dan ontstaat er een supernova die uit gaswolken bestaat en blijvend een neutronenster wordt. Daarnaast zijn er pulsars, ronddraaiende sterren (als een vuurtoren), bestaande uit een nucleus met een proton, neutron en elektron. Tussen sterren kunnen zich zwarte gaten voordoen. Daar is geen licht meer omdat de zwaartekracht te groot is, en de materie is er verdreven als in een draaikolk.

Onze Melkweg is een spiraalvormige nevel rond een centrum en bestaat uit 200.000.000.000 sterren met een doorsnee van 150.000 lichtjaar. Er zitten honderdduizend zonnen in en miljoenen zwarte gaten. Bij het meten van afstanden in lichtjaren moeten we ons realiseren dat we vanaf nu gemeten zien hoe het 20.000 jaar geleden was. De Melkweg heeft buren, bijvoorbeeld Andromeda, een lokale groep met een doorsnee van tien miljoen lichtjaren.  Andromeda is een nevel met 300 miljard sterren en een doorsnee van 250.000 lichtjaren.

Het licht is steeds langer onderweg, want de dingen verwijderen zich steeds meer van ons. De Belgische priester Georges Lemaßtre heeft in 1933 vastgesteld dat het heelal een uitdijend beginpunt heeft gehad, een dag zonder gisteren. Het heelal moet 10 tot 20 miljard jaren oud zijn. De hypothese van de oer-atoom, ook wel de Big Bang, wordt door de wetenschappers geaccepteerd, en stemt overeen met het godsdienstige idee dat er een begin was, een Fiat Lux. Dat begin kunnen we ons voorstellen als oerknal, als een vuurbol die snel explodeerde en geleidelijk afkoelde. Het begin valt samen met de Schepping, inclusief de mens. De leeftijd van het heelal is berekend op 13.7 miljard jaar. Vermeld moet nog worden dat er ook quasars zijn, afzonderlijke sterren, steeds moeilijker zichtbaar, met duizenden keren meer straling dan ons melkwegstelsel. Op 17 augustus 2017 werd in de Verenigde Staten en Italië een botsing van twee neutronensterren gemeten, waargenomen door zestig verschillende onderzoeksgroepen. Ruimte en Tijd bepalen het heelal. De Aarde begon ongeveer vier miljard jaar geleden.

Wat zegt de Bijbel? In het begin schiep God de onzichtbare Hemel en de zichtbare Aarde. In het Evangelie van Johannes lezen we: In het begin was het Woord, en het Woord was bij God. Het Woord is in het Grieks de Logos, wat rede of redelijkheid betekent. De schepping verliep dus redelijk, niet chaotisch. Paulus zegt dat wij de Schepper kunnen kennen door de schepping. In Efeziërs 1;4 lezen we dat ieder mens belangrijker is dan het hele heelal. En in Psalm 8 horen we dat de hemel de uitdrukking is van God.

de voorzitter

 

 

HET LIBERALISME ALS KETTERIJ en DE DICTATUUR VAN HET GELD

17 februari 2018

Liberalisme in onze tijd wordt vooral vertegenwoordigd door Amerika. Volgens professor John Mearsheimer (met dank aan Azad Zeeman) exporteert zijn land de liberale democratie met mensenrechten en wereldvrede over de hele planeet, met steun aan vrijheidslievende groeperingen in “foute” landen, desnoods met militaire inzet, zoals in 2003 in Irak. Wat goed is voor Amerika – heet het -, is goed voor ieder land. Men doet er verstandig aan zijn licht op te steken bij Mearsheimers redevoering op https://www.youtube.com/watch?v=ESwIVY2oimI. De kritiek van de professor mogen de liberalen zich aantrekken. De wortels van de specifieke dwaling als gevolg van hun denken blijven echter buiten beschouwing.

“Ieder voor zich, en God voor ons allen”, luidde ooit het liberale devies: Het individualisme naast een deĂŻstisch idee. Dat is iets anders dan “God beminnen, en je naaste zoals je zelf” (woorden van Jezus). Volgens de vooruitziende anti-revolutionair Joseph de Maistre (begin 19e eeuw) was de Reformatie een politieke ketterij. Volgens de katholieke reactionair Juan Donoso CortĂ©s was het liberalisme een theologische ketterij. In zijn cruciale essay over het Katholicisme, Liberalisme, Socialisme (1850) stelt deze in Parijs gestationeerde Spaanse markies en diplomaat dat het wezen van die ketterij wortelt in de gedachte dat de mens van nature deugt. Met als gevolg dat je dan alleen nog maar de juiste instituties hoeft in te voeren om de mensheid naar een hoger plan te heffen en gelukkiger te maken. Vandaar, het geloof in de Vooruitgang. Paus Pius IX inspireerde zich op Donoso CortĂ©s bij zijn Lijst van Dwalingen (Syllabus Errorum) uit 1864. Een halve eeuw later kwam paus Leo XIII met zijn encykliek De rerum natura om het socialisme de wind uit de zeilen te nemen.

Wat was er gebeurd? Door de Franse Revolutie (1789) waren de domeinen van Kerk en Adel onteigend en via speculanten beland in handen van de liberale bourgeoisie. Dat betekende dat degenen die op die domeinen werkten en leefden, rechteloos werden. Ziedaar het opkomend proletariaat. Toen Donoso Cortés zijn essay publiceerde, verscheen eveneens Het Communistisch Manifest van Karl Marx en Friedrich Engels. Het socialisme deelde met het liberalisme dat het eveneens uitging van de natuurlijke goedheid van de mens, met als verschil dat het liberale systeem moest verdwijnen om plaats te maken voor een nieuwe wereld, het paradijs op aarde. Economie gold zowel voor liberalen, als voor socialisten als het heersende principe.

Waar kwam dat principe vandaan? Het begon tijdens de Renaissance in de Italiaanse stadstaten, met het verschijnen van geldwisselaars en privé banken die rente vroegen. De kerkvaders zagen het economisch denken als een vorm van hebzucht, gevolg van de zondeval. Ze hadden een afkeer van geldhandel,  het kopen en verkopen, de wet van vraag en aanbod, en met deugdzaamheid had handel niets te maken. De oudste christenen (Handelingen 2;44-45) leefden in gemeenschap van geld en goederen. Om de privé bankiers, die rente vroegen en winst maakten, te bezweren stimuleerde de Kerk de zogeheten monti di pietà, pandjeshuizen of banken van lening zonder winstoogmerk. Woeker gold als een doodzonde, zoals door de dichter Dante geïllustreerd in de Hel.

In de zestiende eeuw maakten Engeland en Holland zich los van het Roomse Lichaam. Dat betekende daar het einde van de sociale leer van de Kerk. Gewinzucht was het gevolg. Holland adopteerde de leer van Calvijn, volgens wiens Institutio Christiana (1559) tot 6 % rente vragen mocht zonder het zielenheil op het spel te zetten. De V.O.C. en de W.I.C. waren kaapcompagnieĂ«n, en Hugo de Groot gaf De Haag het recht op piraterij vanwege de oorlog met het Spaanse imperium. De kaapvaart floreerde, de overzeese wingewesten werden leeggehaald, Amsterdam vierde haar Gouden Eeuw. Een eeuw later voelde de katholieke monarchieĂ«n – met name Spanje en Frankrijk – dat ze een economische achterstand hadden opgelopen vergeleken met de zeemachten Engeland en Holland. Ze waren te protectionistisch, en het kapitaal viel onder de Kroon. Pas na de Franse Revolutie en het dagen van de liberale burgerij begon ook in Parijs het kapitaal te bewegen, en hoefde het niet meer geĂŻnvesteerd te worden in het eigen grondgebied. Het economisch denken is duidelijk de vrucht van het liberalisme.

De marxist rebelleert tegen het menselijk tekort alsof de erfzonde niet bestond. Die ziet hij als een uitvinding van de uitbuitende klasse om de armen onder de duim te houden, aldus de katholieke Franse schrijver Georges Bernanos in de jaren twintig van de vorige eeuw. Anderzijds constateert Bernanos dat de Kerk de erfzonde kan misbruiken om structurele onrechtvaardigheid en onderdrukking door de vingers te zien met als troost dat de slachtoffers compensatie wacht in het hiernamaals. Een typerende kritiek van de liberalen op het christendom is dat de gelovigen niet leven volgens het armoede ideaal van hun stichter. Dat laatste is o.a. te horen in de Legende van de Groot-Inquisiteur van Dostojewski in De Gebroeders Karamazov (1880). Daarin verwijt de Inquisiteur (personificatie van de paus) Christus dat diens leer maar voor heel weinigen te volgen is. Verreweg de meeste mensen geven weinig om vrijheid en willen vooral zekerheid, brood op de plank, een gerust geweten, amusement en wonderen.  Daarvoor zorgt de Kerk, dus Christus is verder niet nodig. Dostojewski heeft de legende in de mond gelegd van de liberaal Iwan Karamazov om zijn religieuze broer Aljosja aan het wankelen te brengen.

Oswald Spengler – geen vriend van de socialisten –  constateert in De Ondergang van het Avondland (1917) dat de christenen van de eerste eeuwen leefden als in een soort kloostergemeenschap, en dat het socialisme een voortbrengsel van het christendom is. De latere christenen, na de verbinding van het Evangelie met de Staat, verwijt hij meer op heidenen te lijken. De Nederlandse filosoof Menno ter Braak werkt die visie op zijn manier uit in zijn Van oude en nieuwe christenen (1937). Alleen de oude waren de ware christenen. De nieuwe hebben de ongelijkheid geaccepteerd en zich met de liberale burgerij verbonden. De kerkelijke hiĂ«rarchie staat daardoor tegenover de priester-arbeiders die de kant van de socialisten hebben gekozen. Ter Braak komt zelfs tot de uitspraak dat het socialisme het christendom overbodig heeft gemaakt. Nietzsche, ten slotte, oordeelde rond 1900  dat God dood is aangezien hij had geconstateerd dat er geen hoogleraar meer was die nog in God geloofde.

De dood van God is wellicht de voornaamste oorzaak van de ondergang van het Avondland. Spengler heeft het op het eind van zijn klassieke werk over de Dictatuur van het Geld.  Het geld is niet meer een middel, maar een doel, omgeven door een soort mystiek. Het is maatstaf geworden van wat waar, goed en schoon is. Kwantiteit is bepalend geworden voor kwaliteit. Het liberalisme is van die ontaarding de diepste oorzaak.  Het geloof in de natuurlijke goedheid van de mens is zeer zwaar gelogenstraft door de Geschiedenis, vooral ook door de vorige eeuw van genocides. De liberaal heeft geen antwoord op het bestaan van het kwaad, het lijden en de dood. De scheiding van Kerk en Staat schiep een hiaat waardoor in onze tijd de islam naar boven komt. Want waar het christendom is opgegeven, komt een ander geloof op de voorgrond. Want die normen en waarden waar de liberalen mee zwaaien zijn te vaag om de multiculturele mix van onze tijd te binden. Religie is altijd het enige cement geweest dat werkt. En rond het Geloof ontstond een Cultuur en daaromheen een Beschaving waaraan Europa haar opkomst en glorie dankte.

Wat thans de Europese Unie heet is veeleer een lijk in ontbinding. Pessimisme? Niet voor de gelovige, want de wereld mag dan niet deugen – om met de filosoof Schopenhauer te spreken – , maar eind goed, is al goed, om met Chesterton en Shakespeare te spreken. De liberalen die klagen over het marxisme moeten niet vergeten dat het er niet was geweest zonder het liberalisme. Vrijheid is een luxe artikel; Gelijkheid is in strijd met de werkelijkheid (de talenten en de posities zijn niet gelijk verdeeld) en met de Natuur (zoals in het menselijk lichaam en in het universum) die hiĂ«rarchisch is. Broederschap ten slotte (Alle Menschen werden BrĂŒder, lied van de EU) bestaat niet buiten het Evangelie, of eventueel het klooster. Mensenrechten bestaan alleen op papier, en de Vrijheid van Meningsuiting geeft de onzin even veel recht als de waarheid en schept daardoor de geestelijke chaos. Juan Donoso CortĂ©s concludeert dat er geen betere basis voor een volk is dan het katholicisme: “In dit duistere dal moet de mens het najagen van onmogelijk geluk bekopen met het verlies van het beetje geluk dat hij had.”

Robert Lemm

Programma Voorjaar 2018

zaterdag 17 februari: HET LIBERALISME ALS KETTERIJ en de Dictatuur van het Geld door Robert Lemm, auteur, historicus en vertaler, voorzitter van de Sint Nicolaas Academie.

 

 zaterdag 17 maart:  HET HEELAL, EEN ONTDEKKINGSREIS. Had het heelal een begin? Wat zegt de wetensschap, en wat de Bijbel? Prof. Dr. Alfred Driessen is theoretisch natuurkundige en filosoof.

 

zaterdag 21 april: HET SPEELGOED VAN JEZUS en de symbolische betekenis daarvan in de beeldende kunst door Gyula Somos, Hongaars kunstschilder wiens werk in hoge mate wordt gekenmerkt door aan het katholicisme ontleende motieven.

 

zaterdag 19 mei: EEN LEVEN VOOR DE FILOSOFIE over Jeroen Buve, grondlegger van de Geert Grote Universiteit door diens zoon drs. Sybrand Buve, historicus, universiteitssecretaris en hoofdredacteur van “De Nieuwe Merkuur”.

 

zaterdag  16 juni: HET EXORCISME EN HET KWAAD IN ONZE TIJD door de priester Nars Beemster. Hij studeerde landbouwtechniek, werkte in de machinebouw, was enige jaren rector van het Mariaheiligdom te Heiloo en is hulpexorcist van het bisdom Haarlem-Amsterdam.

 

De Sint Nicolaasacademie komt elke 3e zaterdag van de maand bijeen in de Sint Agneskerk, Amstelveenseweg 163 Amsterdam. De lezing begint om 11.00, met voorafgaand voor belangstellenden de Tridentijnse H. Mis om 10.00.