Home » archief » HEILIGE OORLOG

Sint Nicolaas

HEILIGE OORLOG

18 mei 2019

In het gelijknamige boek behandelt Robert Lemm de lotgevallen en het martelaarschap van de Mexicaanse cristeros die tussen 1926 en 1929 de wapens opnamen tegen de atheïstische overheid. Het katholicisme bleek na 400 jaar diep geworteld in het volk, en zo beleefde de Kerk, voor het laatst in haar geschiedenis, een gebeuren dat Jean Meyer, de gezaghebbende historicus op dit punt, in zijn uitvoerig gedocumenteerde trilogie beschouwt als een heilige oorlog. Die hij vergelijkt met de opstand van de Franse Vendee tegen de Revolutie van 1789 en met die van de orthodox-joodse Maccabeeën in de tweede eeuw vóór Christus tegen de hellenisering van het Heilige Land.

Met het optreden van Napoleon begon de scheiding van Kerk en Staat, die in de loop van de 19e en 20ste eeuw werd voltooid door de liberalen in de rest van voornamelijk West Europa. In onze tijd is het secularisme alomtegenwoordig, met als gevolg de massa immigratie en de toenemende islamisering. Aan de andere kant van de oceaan, in wat Latijns Amerika heet, was Mexico het eerste land dat in 1917, in de chaotische nasleep van de Revolutie van 1910, een Grondwet doorvoerde waarop Kerk en Staat gescheiden werden. Die wet kreeg in 1924 radicale toepassing onder het presidentschap van Plutarco Elías Calles. Dat hield de confiscatie in van alle kerkelijke goederen, de sluiting van katholieke scholen en de afschaffing van het katholiek onderwijs, de verplichte registratie van priesters bij de gemeenten, de uitwijzing van buitenlandse priesters, het verbod op processies en andere religieuze manifestaties in de openbare ruimte, het bezetten van kerkgebouwen door de regering en, last but not least, de invoering van een schismatieke Kerk. Godshuizen konden veranderen in paardenstallen, priesters die aan hun kleding herkenbaar waren konden op straat worden gearresteerd of neergeschoten. Gevolg was dat de priesters die zich niet aan de wet wilden aanpassen, naar het buitenland uitweken of onderdoken, evenals vele bisschoppen.

Paus Pius XI protesteerde vanuit Rome in woord en geschrifte tegen de Mexicaanse regering en voerde in 1925 voor de hele Kerk het hoogfeest in van Christus Koning. Een jaar later kwam een groot deel van de Mexicaanse bevolking, vooral in de deelstaten van het centrum en het westen van het land, tegen president Calles in opstand. Wat als een guerrilla begon ontwikkelde zich in de loop van 1928 en 1929 tot een leger van 50.000 man onder leiding van generaal Enrique Gorostieta. Calles, die gedacht had de cristeros in een week uit te schakelen stuurde het federale leger op hen af, wat leidde tot een voortdurend militair treffen. De cristeros voerden vooral actie op het platteland, de dorpen en vanuit onherbergzame gebieden. Vele priesters hadden hun toevlucht genomen in de kampementen van de rebellen, waar ze dagelijks de H. Mis opdroegen en de sacramenten toedienden. Met hun strijdkreet “Viva Cristo Rey!” (Leve Christus Koning) en “Leve de Heilige Maagd van Guadalupe” en hun religieuze vaandels stelden ze zich te weer tegen de beter bewapende strijdkrachten van de overheid. Om aan wapens en voedsel te komen overvielen ze kazernes en plunderden ze boerderijen, waardoor ze in de nationale pers werden afgeschilderd als bandieten. Uiteindelijk bleken ze niet opgewassen tegen de regering, en onder druk van de VS en Rome resulteerde het conflict in een regeling, de zogeheten “arreglos”, waarbij de Mexicaanse staat beloofde de Kerk op de meeste punten tegemoet te komen. Tevens beloofde de president een algehele amnestie. Maar het bleken loze beloften. De oorlog had tienduizenden slachtoffers gekost, de cristeros die hun wapens inleverden werden alsnog gevangen genomen, opgehangen of gefusilleerd. Er kwam een tweede “Cristiada” (letterlijk “Christustocht”), waarvan praktische alle bisschoppen en Rome zich distantieerden, en die zou voortduren tot diep in de jaren dertig.

Mochten katholieken de wapens opnemen? Dat was het probleem waar Rome mee worstelde. In het verleden, vóór de scheiding van Kerk en Staat, was men niet vies van militair optreden, zoals met de kruistochten en de oorlogen tegen de Turken in Lepanto (1571) en Wenen (1683). Ook bij de verdediging van de Kerkelijke Staat in 1870 tegen de liberale legers van Garibaldi hadden de bewapende vrijwilligers uit katholieke landen, “zouaven”, nog hun leven gegeven op het slagveld om daarop linea recta naar de hemel te gaan. Maar in de 20ste eeuw waren martelaren voornamelijk passieve getuigen. De zaligverklaringen van cristeros in de jaren 90 en het eerste decennium van de 21ste eeuw betrof priesters en apologeten die weliswaar de gewapende opstand niet hadden afgekeurd, maar er liefst niet persoonlijk aan hadden meegedaan.

Feit is dat de “heilige oorlog” in de officiële geschiedschrijving en de cultuur van Mexico, en in de rest van de wereld, praktisch is genegeerd. Pas na de bezoeken van paus Johannes Paulus II aan Mexico eind 20ste eeuw begon het ijs te breken tussen Rome en de Mexicaanse Republiek – die sinds 1917 constant geregeerd werd door de politieke partij die de Revolutie had gebureaucratiseerd. En zo loopt de geschiedenis aldaar min of meer parallel met die van de Sovjet Unie tussen 1917 en de Val van de Muur in 1989. Daarna mag de religie zich weer in de openbare ruimte vertonen.  Overal waar de Kerk van bovenaf onderdrukt is, groeit ze tegen de verdrukking in. Dit, in tegenstelling tot West Europa waar men het christendom uit zichzelf heeft opgegeven. Met als gevolg de multi culti soep onder een liberale overheid die tevergeefs probeert de moslims door de wasmachine van de Verlichting te halen, zoals ze in het verleden met de christenen hebben gedaan.

de voorzitter