Home » 2017 » april

Maandelijkse archieven: april 2017

Sint Nicolaas

KERK EN STAAT IN HET OTTOMAANSE RIJK

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

KERK EN STAAT IN HET OTTOMAANSE RIJK
22 april 2017
De verhouding tussen die twee was, in een woord, pragmatisch. Dat is de conclusie van Dr. Alexander de Groot, turkoloog die doceerde aan de Universiteit van Leiden, auteur van het in 1978 verschenen “The Ottoman Empire and the Dutch Republic: a history of the earliest diplomatic relations, 1610-1630” en “Nederland en Turkije 600 jaar politieke, economische en culturele contacten” (1986). Bijzondere omstandigheid is dat dr. De Groot zijn lezing geeft in de Sint Agneskerk, waar de relikwie van de “heilige doorn” (uit de doornenkroon van Jezus Christus) wordt bewaard die afkomstig is uit Constantinopel en die door de familie Testa naar Amsterdam is gebracht.

Hoe verging het de christenen onder de islam? Niet anders dan hoe het de joden verging. Zij werden getolereerd als volken van de Bijbel, maar de Koran had met de verbeterde versie van de openbaring de Bijbel naar het tweede plan verwezen. Joden en christenen hadden in het Ottomaanse Rijk een eigen plaats en genoten bescherming van de overheid. Wel moesten ze extra belasting betalen. Van de vijftiende tot en met de achttiende eeuw gold christelijk Europa als vijand. In de negentiende eeuw besefte Constantinopel dat een verovering van Europa er niet meer in zat, dus sindsdien werden de diplomatieke betrekkingen uitgebreid.
Het gedogen van de christenen door de eeuwen heen hield o.a. in dat er kerkgebouwen mochten zijn, dat die gebouwen gerestaureerd mochten worden, maar nieuwe kerken bouwen kon niet, en als de bestaande werden afgebroken kwamen er moskeeën voor in de plaats. De tolerantie ging terug op het recht van de Islam, de protectie (DHIMMA) van Joden en Christenen, die verwoord is in een legende, volgens welke kalief Omar, de tweede opvolger sinds de profeet Mohammed, een pact met de christenen zou hebben gesloten, en als gevolg daarvan mocht de oudste christelijke kerk in Arabië toegewijd aan Sint Catharina in de Sinaï woestijn blijven bestaan. De toekomstige vorsten van de islam hielden zich aan die legende.
Het rijk van de Ottomaanse sultans was het langst durende uit de geschiedenis en omspande een periode van 1300 tot 1923. In dat laatste jaar maakte Atatürk aan het Ottomaanse kalifaat een eind. Eerder had in de dertiende eeuw het

binnenvallen van de Mongolen onder Djenghis Khan een eind gemaakt aan het Arabisch kalifaat van de Abbasiden. Hun Mongoolse opvolgers vonden alle godsdiensten even goed en gebruikten de islam vooral om de politieke macht voort te zetten. Iets later, onder de Osmanen, werd de islam dominant en evolueerde de tolerantie tot systeem. Dat hield in dat de verschillende godsdienstige groeperingen een persoon als aanspreekpunt kregen waarmee de sultans het contact onderhielden. In 1453 namen de legers van sultan Mohammed II Constantinopel in. Met Selim I in de zestiende eeuw groeide het sultanaat uit tot een wereldrijk met de veroveringen van Syrië, Egypte en de heilige plaatsen Mekka en Medina. De veroveraar Selim sloeg zijn tenten op bij Jeruzalem, maar respecteerde de viering van Kerstmis.

Nadat in de achttiende eeuw onder Abdul-Medjid I, de hervormer, alle onderdanen gelijk werden gesteld, moslims en niet moslims, brak in de tweede helft van de negentiende eeuw een tijd aan waarin conservatief en modern samengingen met als specifiek kenmerk de opkomst van het nationalisme. En dat pakte niet goed uit voor de christenen. Want om door te gaan voor burger van het Rijk diende je Ottomaan te zijn. In feite bleven Grieken zich Grieks en Moslims zich Turks voelen. Naast het Griekse nationalisme kwam er ook een Turks nationalisme zodat niet-moslims zich niet meer loyaal gedroegen aan het Ottomaanse regime.
Onder de verschillende religieuze gezindten in het Rijk waren de Grieks orthodoxen de meest zichtbare. Zij vormden immers al het merendeel van de bevolking voordat Constantinopel in handen van de moslims viel. De sultan benoemde een pro-Ottomaanse priester als Oecumenisch Patriarch. Deze was dus een religieuze topambtenaar of een civiele kerkvorst die uit naam van de sultan de Griekse gemeenschap bestuurde, waaronder ook de patriarchen van Antiochië, Jeruzalem en Alexandrië vielen, alsmede de Grieks orthodoxen in Bulgarije, Roemenië, Walachije, Servië , Albanië en Arabieren . Zij mochten grond bezitten en soms zelfs nieuwe kerken bouwen. Anderzijds werden er ook kerkgebouwen onteigend, te beginnen in 1453 met de belangrijkste christelijke kerk, de Aya Sofia. Daar werd een moskee van gemaakt nadat het gebouw was opgeschoond, totdat het in 1934 in een museum veranderde.
Verdeel en heers is een oud principe, en dat gebruikte de sultan door de verhouding tussen de Grieks orthodoxen en de Rooms katholieke Latijnen moeilijker te maken dan ie al was. Want die Latijnen waren verbonden met het vijandige Westen, met de paus en vooral met wereldmacht Spanje (denk aan Lepanto 1571).

Eind 18e, begin 19e eeuw zien we, zoals eerder aangestipt, het nationalisme opdoemen, o.a. bij de Grieken. Dat uitte zich in hun streven naar een eigen staat middels een opstand in 1830. Er kwam een klein koninkrijk Griekenland tot stand, maar de meeste Grieken bleven in Constantinopel wonen, ook wel “de stad” genoemd. De stad waar de Grieken in nostalgie naar verlangen, en dat nu vooral het centrum van hun handel was. Het Ottomaanse Rijk maakte zelfs een proces van vergrieksing door. De onrust als gevolg daarvan verergerde toen aan het eind van de Balkanoorlog in 1912, toen drie miljoen moslims werden verdreven uit Europa. Na Wereldoorlog I deden de Grieken in 1919 met instemming van de Gealliëerden, Engeland en Frankrijk een inval in Klein-Azië . Onder Atatürk sloegen de Turkse nationalisten terug door de Grieken die Klein Azië waren binnengevallen hardhandig terug te drijven naar Europa, en uiteindelijk resulteerde het met vele wrede voorvallen gepaarde proces in een uitwisseling. Daarbij trokken alle moslims (“Turken “)uit Griekenland weg naar Turkije, terwijl alle Christenen (“ Grieken “) Turkije wegtrokken naar Griekenland. Wat van de Griekse gemeenschap restte in Constantinopel, bedraagt nu nog maar zo’n 4000 man. Met aan het hoofd een patriarch voor een piepkleine minderheid.

Ook de Armeense christenen hadden een vertegenwoordiging in het Rijk, met een door de sultan aangestelde patriarch. Daaronder vielen behalve Armeniërs, ook Georgiërs, Syriërs, Kopten en Nestorianen, groeperingen die als monofysieten bekend staan (= één natuur in Christus aannemen). De meeste Armeense christenen waren de handel toegedaan, zodat ze een belangrijke economische factor vormden voor het Ottomaanse Rijk. Vooral in de negentiende eeuw bereikte hun economische bedrijvigheid een hoogtepunt. In 1915 kwam er een tragisch einde aan hun aanwezigheid onder het bewind van de Jong Turken.
Voorts had je er protestanten, uitvloeisel van de Amerikaanse zending. Wat de joden betreft, waren er zowel Azjkenaziem, als Sefardiem. Die laatsten waren de nazaten van de Spaanse joden die vanaf 1492 vanwege de Inquisitie naar het Ottomaanse Rijk waren uitgeweken. Van de bevolking van Saloniki,was 68% Joods waarvan sommigen nog de sleutel bewaarden van hun huizen in Toledo. Ze bleven Spaans (Ladino) spreken en er waren er onder hen die in Constantinopel invloed uitoefenden en tot hoge status waren gestegen omdat ze vanwege hun kennis van aartsvijand Spanje bruikbaar waren voor de politiek van het sultanaat. Aan hun aanwezigheid in de voormalig Ottomaanse Balkan kwam in 1940 een eind doordat de Duitsers ze deporteerden naar de concentratiekampen. In Constantinopel zelf handhaafden zich nog Ladino sprekende Sefardische joden, die je kunt tegenkomen in de Grote Bazaar van de stad. In het moderne Turkije zijn officieel geen scholen van een godsdienstige signatuur omdat er de strikte scheiding van Kerk en Staat bestaat. Wel zijn er scholen die door katholieke Fransen of Italianen worden geleid, en die de reputatie genieten tot de beste van het land te behoren.

De bovengenoemde scheiding hield ookafschaffing in van de sharia. Voorheen was het aan de Koran ontleende recht aan het Ottomaanse Rijk aangepast, en dus allesbehalve fundamentalistisch . De sultan, tevens kalief, vertegenwoordigde alle islamieten. Hij ging door voor plaatsbekleder van Allah, ook in de hoedanigheid van wetgever, waardoor men wel spreekt van het sultansrecht. Hij bepaalde ook welke rechten de christenen hadden. De Westers Latijnse aanwezigheid in de stad Constantinopel was van oudsher het duidelijkst zichtbaar in de wijk Galata aan de noordelijke kust van de Gouden Hoorn. Hier huisden aanvankelijk de Genovezen. Doordat zij zich bij de verovering van 1453 vrijwillig onderwierpen, kregen ze privileges van de veroveraars, en werden ze bevoorrechte onderdanen van de sultan. Ze moesten als katholieken weliswaar extra belasting betalen, maar hun gunstige handelspositie maakte dat ruimschoots goed. Voorts had je er Franken, zelfs Hollandse “lutheranen” (want wat calvinisten waren, wist de Turkes overheid niet). Latijnse christenen kwamen ook voor in ministaatjes verdeeld over de Griekse archipel, maar aan die staatjes kwam in 1537 een eind. De Venetianen die op Kreta en Cyprus zaten, waren ook duidelijk in het Rijk vertegenwoordigd als zijnde de oudste handelspartners van de Osmanen met speciale voorrechten.

Tot op de dag van vandaag bestaat er een Latijnse hiërarch waaronder de bisschoppen ressorteren. De Fransen zijn onder de katholieken het meest dominant, een positie die teruggaat tot de 17e eeuw toen Parijs opkwam als rivaal van Spanje. Minderbroeders van voornamelijk Franse en Italiaanse origine kregen het beheer over de heilige plaatsen in Turks Palestina. Constantinopel rond 1580 telden de Latijnen ongeveer 3600 man. De katholieke kolonie werd in 1682 door Rome onder het beheer gesteld van de Congregatie van de Propaganda Fide. Tot1927 bestond er een Latijnse kanselarij. Zelfbestuur kregen de christenen niet, en ze moesten toezien dat kerkgebouwen die niet meer te restaureren waren, moskeeën werden. Van oudsher gold de paus als vijand, en later als autonoom staatshoofd.
Galata had drie katholieke kerken, toegewijd respectievelijk aan Maria, aan Petrus en Paulus en aan Antonius die onder Franse bescherming vielen, en sinds 1905 onder Italiaanse bescherming. Onder de buitenlandse missionarissen kwam rivaliteit voor, bijvoorbeeld wanneer het over het beheer van de heilige plaatsen ging. De bloei van de Latijnen in de 19e eeuw houdt gelijke tred met het geleidelijk verval van het Ottomaanse Rijk, door de Britten “de zieke man” genoemd. Daaraan kwam, zoals gezegd, met de Eerste Wereld Oorlog een eind, en in 1923 bleef over de nationalistische Turkse Republiek met de nieuwe hoofdstad Ankara. Sindsdien heerst het secularisme, zowel voor moslims als andere religieuze groeperingen. In Ankara zetelt een pauselijke nuntius, zoals bij
de H. Stoel een Turkse ambassadeur. Ook zijn er nog Armeense katholieken (geünieerden), Maronieten, en rooms-katholieken met Byzantijnse ritus. Ze hebben allemaal hun eigen kerken. Over het algemeen moet geconcludeerd dat de Latiniteit een aflopende zaak is. Nog wel zijn er Franstalige, Duitstalige en Italiaanse scholen die prestige genieten.

Turkse imams worden zeer gedegen opgeleid, pragmatisch, en niet theologisch. Daarom zijn zij vanuit EU perspectief de beste imams die je binnen Europa kunt hebben.
de voorzitter